de economie

Absolute voordelen van Smith

Absolute voordelen van Smith
Absolute voordelen van Smith
Anonim

De oprichter van de klassieke economische school was Adam Smith. Hij was kritisch tegen mercantilisten, die beweerden dat de rijkdom van de staat rechtstreeks afhangt van de aanwezigheid van schatten in de vorm van juwelen en goud als gevolg van de overmaat aan uitvoer boven invoer.

Smith verklaarde de belangrijkste rijkdom van volkeren en naties als de internationale arbeidsverdeling en de bijbehorende specialisatie van verschillende landen in de productie van producten waarvoor ze absolute voordelen hebben.

Een dergelijk model van internationale handel is het gemakkelijkst te realiseren in economisch vrije omstandigheden, waarin fabrikanten in het kader van de huidige wetgeving hun eigen soort activiteit kunnen kiezen. Dit door Smith voorgestelde beleid voorzag in niet-inmenging van de overheid in de economie en vrije concurrentie. Vanwege deze richting zouden de middelen van elke staat naar winstgevende industrieën moeten gaan, omdat landen niet met elkaar kunnen concurreren in niet-winstgevende industrieën.

Om het type producten vast te stellen waarop de staat zich moet specialiseren, stelde Smith voor rekening te houden met de wet van comparatief voordeel - natuurlijk en verworven.

De eerste kan klimatologische kenmerken of het bezit van bepaalde natuurlijke hulpbronnen omvatten. Zo kunt u bijvoorbeeld, afhankelijk van het klimaat, het type landbouwproducten bepalen, waarvan de productie het gunstigst is voor de staat. De aanwezigheid van reserves van olie, erts en andere grondstoffen zal de specifieke kenmerken van industriële productie bepalen.

De staat heeft mogelijk voordelen verkregen als gevolg van een hoog kwalificatieniveau van de beroepsbevolking en ontwikkelde productietechnologie. Technologische voordelen gaan gepaard met de mogelijkheid om allereerst complexe en diverse producten tegen de laagste kosten te produceren en efficiënter homogene producten te produceren.

De verschillen tussen de verworven en natuurlijke voordelen van verschillende staten hebben in de regel een zeer stabiel en langdurig karakter. Dit komt voornamelijk door verminderde mobiliteit van productiefactoren. In dit opzicht zullen ook de kosten in verschillende staten voor de fabricage verschillend zijn. Door het verschil in inkomen wordt de basis gelegd voor wederzijds voordelige handel.

De theorie van absolute voordelen voorziet in de afwijzing van de fabricage van onrendabele producten. De concentratie van middelen op de productie van producten die voordelen opleveren, draagt ​​bij aan een verhoging van de output. Als gevolg hiervan nam de uitwisseling tussen staten toe.

De theorie van absolute voordelen is dus dat landen alleen de producten exporteren die ze tegen de laagste kosten produceren. Tegelijkertijd worden alleen die goederen geïmporteerd die andere landen tegen de laagste kosten produceren.

De theorie van absolute voordelen omvat verschillende punten.

Allereerst is arbeid de enige productiefactor. De theorie van absolute voordelen houdt volledige werkgelegenheid in. Met andere woorden, alle arbeidsmiddelen worden gebruikt bij de productie. Volgens Smith omvatte de wereldeconomie twee landen. Tussen hen vindt slechts handel tussen twee goederen plaats. Productie brengt kosten met zich mee, waarvan de vermindering de vraag naar producten doet toenemen. De kosten van één product worden uitgedrukt in de hoeveelheid arbeid die is besteed aan de fabricage van een ander product. Buitenlandse handel vindt plaats zonder regels en beperkingen.