In Rusland werd altijd gedacht: wanneer toren arriveert, komt de lente. Ze zijn haar boodschappers. En dit gebeurt in de tweede helft van maart, namelijk de 17e van deze maand wordt genoemd volgens de populaire kalender "Gerasim Grachevnik".
Aan deze vogels zijn meerdere vogels verbonden. Wanneer torens arriveren (rechtstreeks naar de nesten van vorig jaar), beginnen ze ze onmiddellijk te repareren. Dit is een teken dat de lente vriendelijk en warm moet zijn. En als ze korte tijd op de nesten blijven zitten, houdt de kou nog wel aan.
De torenvogel lijkt qua uiterlijk erg op een kraai, dus veel mensen verwarren ze. Trouwens, torens zijn vaak te vinden in een kraai. Maar ze hebben één kenmerkend onderscheidend kenmerk: dit is de jonge ring rond de snavel. Toegegeven, bij jonge individuen is zo'n ring afwezig. De kleur van veren in de vogel is zwart, met een metallic blauwe tint (hieronder is een foto van een toren).
Als de torens arriveren, is er nog steeds niet genoeg voedsel voor hen, dus zwerven ze door de holten op zoek naar zaden van de grassen en gemalen kevers van vorig jaar. Zodra het ploegen op het land begint, volgen vogels de tractor en verzamelen ze regenwormen.
En met de komst van meikevers beginnen ze zich te verzamelen in bosjes, bosparken en zijn ze bezig met het vernietigen van schadelijke insecten. Ze halen ze uit de bladeren van esp en berk. Deze torens hebben tastbare voordelen, omdat ze het bos redden van de larven van meikevers en notenkraakkevers, van draadwormen, insecten en snuitkevers.
Maar de vogels brengen ook enige schade toe (door het pikken van regenwormen en in de velden gezaaide landbouwzaden). En in de zomer kunnen vogels aanzienlijke schade toebrengen aan de velden met zonnebloem, erwten en maïs. Ja, en meloenvelden kunnen eronder lijden, want torenhoeven houden van meloenen en watermeloenen.
Roeken nestelen met kolonies op bomen; dergelijke roekenkolonies kunnen meerdere jaren bestaan. Op één grote boom kunnen meerdere tientallen nesten staan. Favoriete habitats van deze vogels zijn lindeparken, lichte berkenbossen, oude tuinen of bosranden die zich dicht bij de velden bevinden.
Rooks rangschikken hun nesten op een hoogte van 15 meter van de grond. Ze plaatsen ze bij een boomstam of in een vork in dikke takken. Nesten zijn opgebouwd uit de takken van dezelfde bomen. Het onderste deel van het nest bestaat uit goed verbonden dikke takken en de bovenkant is gemaakt van dunne twijgen. De bodem is bekleed met zacht gras, stukjes wol of wat vodden gevonden.
Nesting vindt plaats in april - mei, in de koppeling meestal van 3 tot 5 eieren, ze zijn groen met bruine vlekken. Alleen het vrouwtje broedt de kuikens uit. Na 16-20 dagen verschijnen er kuikens, ze hebben geen verenkleed, dus het vrouwtje hoeft de nesten niet lang te verlaten. Al die tijd voert het mannetje eerst het vrouwtje en vervolgens de kuikens die verschenen.
Na ongeveer een week (of iets meer) begint het vrouwtje uit te vliegen en deel te nemen aan het voeren van haar broed. Na een maand vliegen de kuikens geleidelijk uit het nest, al enige tijd voeren hun ouders ze nog.
Een kolonie torens is van ver te horen, lawaai en lawaai zijn overal in de wijk te horen. Vogels besteden geen aandacht aan landschapsveranderingen, zelfs niet aan het feit dat hun nederzettingen bijna in het centrum van een overwoekerde stad liggen.
En ondanks het feit dat er veel lawaai is van deze vogels wanneer torens arriveren, worden de harten van mensen warmer. Dit betekent dat er snel warme dagen zullen komen, de natuur zal beginnen te ontwaken, want niet voor niets zeiden mensen: "Rooks pikte in het voorjaar."
